Nederlands

Dit is een periodieke nieuwsbrief van het Hof van Justitie van de Europese Unie waarin zowel de hangende zaken als de belangrijkste punten van de arresten en conclusies zijn opgenomen.

- Kan de voorwaarde van de parallelle oplegging onder artikel 4, b), i) van Verordening (EU) Nr. 330/2010 van de Commissie van 20 april 2010 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen als voldaan worden beschouwd, en kan de leverancier die aan de overige voorwaarden van voormelde Verordening (EU) Nr.

“Moeten de artikelen 18 tot en met 23 van richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van richtlijnen 96/9/EG en 2011/29/EG aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat de naburige rechten van statutaire personeelsleden op prestaties die worden geleverd in het kader van de arbeidsverhouding, bij een bestuursrechtelijke regeling worden overgedragen?

"Moet artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aldus worden geïnterpreteerd dat het zich verzet tegen een nationale regeling, zoals die wordt bestreden voor het hof (m.n. die werd vernietigd door het Grondwettelijk Hof doch waarvan de gevolgen werden gehandhaafd evenwel met schending van de vrijheid van vestiging als gevolg waarvan de gehandhaafde nationale regeling buiten toepassing moet worden gelaten ten aanzien van de winsten uitgekeerd door vennootschappen gevestigd in een andere lidstaat met een Belgische vaste inrichting), en waarbij

"Moet artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aldus worden geïnterpreteerd dat het zich verzet tegen een nationale regeling, zoals die wordt bestreden voor het hof (m.n. die werd vernietigd door het Grondwettelijk Hof doch waarvan de gevolgen werden gehandhaafd evenwel met schending van de vrijheid van vestiging als gevolg waarvan de gehandhaafde nationale regeling buiten toepassing moet worden gelaten ten aanzien van de winsten uitgekeerd door vennootschappen gevestigd in een andere lidstaat met een Belgische vaste inrichting), en waarbij

Beschikking van doorhaling (C-3-23)

"Schendt het artikel 21, eerste lid 5° WIB 1992, zoals het is gewijzigd door artikel 170 van de Wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen, de bepalingen van artikelen 56 en 63 VWEU alsmede de artikelen 36 en 40 van de EER-overeenkomst aangezien de betreffende bepaling, hoewel ze zonder onderscheid geldt voor binnen- en buitenlandse dienstverrichters, vereist dat niet alleen voldaan wordt aan voorwaarden die analoog zijn aan deze opgenomen in artikel 2 KB/WIB 1992, die de facto eigen zijn aan de Belgische markt, maar vooreerst ook vereist dat dergelijke analoge vereisten van overheid

Dit is een periodieke nieuwsbrief van het Hof van Justitie van de Europese Unie waarin zowel de hangende zaken als de belangrijkste punten van de arresten en conclusies zijn opgenomen.

Dit is een periodieke nieuwsbrief van het Hof van Justitie van de Europese Unie waarin zowel de hangende zaken als de belangrijkste punten van de arresten en conclusies zijn opgenomen.

Pages

Subscribe to RSS - Het Hof van Justitie