Nederlands

“Dient artikel 20, lid 3, c), van de richtlijn (EU) 2014/40 gelezen in samenhang met artikel 7, lid 6 van diezelfde richtlijn in die zin te worden geïnterpreteerd dat het voor de lidstaten de verplichting inhoudt, wat het in de handel brengen van elektronische sigaretten en navulverpakkingen betreft, te verbieden dat, zoals in artikel 7, lid 6, onder d) is bepaald, nicotine houdende vloeistof additieven bevat die de inhalatie of de opname van nicotine faciliteren, ook al veroorzaakt de elektronische sigaret geen verbranding noch rook?”

1) Moet artikel 3 van richtlijn 2003/6, gelezen in het licht van de artikelen 11 en 52 van het Handvest van de grondrechten, artikel 10 EVRM en het gelijkheidsbeginsel, voor zover het betrekking heeft op het verbod om „voorwetenschap aan een derde mede te delen, tenzij dit gebeurt in het kader van de normale uitoefening van [zijn] werk, beroep of functie” aldus worden uitgelegd dat het verboden is dat voorwetenschap in de media (radio en websites van gedrukte media) wordt meegedeeld door een persoon die politicus, voormalig minister en lid van een oppositiepartij is, die in die hoedanigheid

Vormt een regeling van VBS-diensten met het daaraan verbonden forfaitair tarief in functie van de lengte van het schip dat van toepassing is op Zeeverkeer naar een Vlaamse Haven en komende van een haven in andere lidstaat, maar dat niet van toepassing is op verkeer tussen Vlaamse Havens doordat dit verkeer van het tarief is vrijgesteld, een belemmering op de vrijheid van diensten in toepassing van de Verordening (EEG) nr.

[1)] Moet artikel 2[, lid 1, onder a), i),] van richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van kaderbesluit 2001/220/JBZ, aldus worden uitgelegd dat het begrip „slachtoffers” ook de naaste familieleden omvat van een persoon die, in het kader van een ernstige schending van het internationaal humanitair recht, het slachtoffer zou zijn geweest van gedwongen verdwijning of foltering, waardoor die familieleden toegang

Moet artikel 97 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, [dat] onder meer bepaalt dat „de moederschapsuitkering wordt verminderd met het bedrag van de uitkeringen waarop de gerechtigde aanspraak kan maken krachtens de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, (de moederschapsrustweken bedoeld in artikel 93)”, aldus worden uitgelegd dat het in strijd is met artikel 8

Dit is een periodieke nieuwsbrief van het Hof van Justitie van de Europese Unie waarin zowel de hangende zaken als de belangrijkste punten van de arresten en conclusies zijn opgenomen.

Dit is een periodieke nieuwsbrief van het Hof van Justitie van de Europese Unie waarin zowel de hangende zaken als de belangrijkste punten van de arresten en conclusies zijn opgenomen.

Dit is een periodieke nieuwsbrief van het Hof van Justitie van de Europese Unie waarin zowel de hangende zaken als de belangrijkste punten van de arresten en conclusies zijn opgenomen.

“Is uitvoeringsbesluit (EU) 2022/484 van de Commissie van 23 maart 2022 tot vaststelling van de mogelijkheid om af te wijken van verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van gedelegeerde verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie wat betreft de uitvoering van bepaalde voorwaarden in verband met de vergroeningsbetaling voor het claimjaar 2022 in overeenstemming met artikel 69 van verordening (EU) nr.

“Moeten artikel 2, lid 1, artikel 3, punten 1 tot en met 3, en artikel 17 van richtlijn 2015/2302 van 25 november 2015 betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen aldus worden uitgelegd dat de tegoedbonnen die onder de hierboven genoemde omstandigheden aan de consument zijn verstrekt als alternatief voor de in artikel 12, lid 4, van richtlijn 2015/2302 bedoelde terugbetaling (namelijk een onverwijld terugbetaling, en in elk geval uiterlijk binnen 14 dagen na de beëindiging) niet binnen de werkingssfeer van artikel 17 van die richtlijn vallen?”

Pages

Subscribe to RSS - Het Hof van Justitie