Verwijzende rechter: Hof van beroep Brussel (C-199-25)

1. "Moet artikel 18(1), tweede zin, van verordening (EU)2019/943 van het Europees parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit (herschikking), zo worden geïnterpreteerd dat het in de weg staat van een nationale regel zoals artikel 4.1.32, §

1, 10° van het Vlaamse decreet van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid dat bepaalt dat de kosten voor de openbare dienstverplichtingen die worden opgelegd door of krachtens het decreet, en die niet worden gefinancierd door belastingen, taksen, subsidies, bijdragen en heffingen, worden verrekend in de tarieven?".

2. "Moet artikel 18(1), eerste zin, van verordening (EU)2019/943 van het Europees parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit (herschikking), zo worden geïnterpreteerd dat het in de weg staat van de vaststelling door een regulerende instantie van een tariefmethodologie voor distributie van elektriciteit die, wat betreft een

significant onderdeel van de kosten van de netbeheerders onderworpen aan een inkomstenregulering, gebruik maakt van een historische kostentrendmethode (die de inkomsten aan de hand van de kosten uit het verleden bepaalt), op zich of dient de toepassing van deze methode te worden ondersteund door een controle van het niveau van de historische kosten ten aanzien van hun efficiëntie ?"

3. Zou het hof van beroep te Brussel, indien het op grond van de antwoorden op de hiervoor weergegeven prejudiciële vragen, tot de conclusie zou komen dat de VREG, één of meer van

de uit de in die vragen vermelde bepalingen voortvloeiende verplichtingen schendt, de gevolgen ervan tijdelijk kunnen handhaven teneinde rechtsonzekerheid te voorkomen?

Fichiers