„Moeten in een situatie waarin de wetgeving van een lidstaat bepaalt dat de overdracht van de in artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie bedoelde rechten niet plaatsvindt door een overdracht van de bijdragen op het tijdstip waarop de ambtenaar in vaste dienst van de Unie wordt aangesteld, maar door de subrogatie van de Europese instellingen in de rechten op het in die lidstaat verworven pensioen vanaf de datum waarop de ambtenaar recht op dat pensioen zou hebben gehad, dit artikel 11, lid 2, en het in artikel 4, [lid] 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) vastgelegde beginsel van loyale samenwerking – gelet op de doelstellingen van de overdracht, namelijk mogelijk maken dat de door de ambtenaar van de Unie in een lidstaat verworven rechten ten gunste van die ambtenaar kunnen worden behouden en de aantrekkelijkheid waarborgen van de Europese openbare dienst – aldus worden uitgelegd dat op grond daarvan in deze wetgeving moet zijn bepaald dat het verzoek tot overdracht kan worden herroepen tot de datum waarop de subrogatie aanvangt en waarop daadwerkelijk kennis wordt genomen van het risico dat een deel van de ten laste van die lidstaat opgebouwde rechten niet kan worden verkregen?”
Verwijzende rechter: Franstalige Arbeidsrechtbank Brussel
Fichiers
c-776-24-demande-de-decision-prejudicielle-nl.pdf (PDF - 394.99 kB)