Verwijzende rechter : Arbeidsrechtbank Waals Brabant – Afdeling Nijvel

Moet artikel 97 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, [dat] onder meer bepaalt dat „de moederschapsuitkering wordt verminderd met het bedrag van de uitkeringen waarop de gerechtigde aanspraak kan maken krachtens de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, (de moederschapsrustweken bedoeld in artikel 93)”, aldus worden uitgelegd dat het in strijd is met artikel 8 van richtlijn 2010/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende nl samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing – zaak C-374/24 2 de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van richtlijn 86/613/EEG van de Raad, door geen toereikende uitkering toe te kennen aan verzoekster, UF, die sinds 1 januari 2002 deeltijds als werkneemster in loondienst en daarnaast als zelfstandige heeft gewerkt en aan beide regelingen (voor werknemers en voor zelfstandigen) heeft bijgedragen [?] UF is op 1 maart 2006 bevallen en heeft voor haar zwangerschapsverlof van 16 februari 2006 tot en met 31 mei 2006 slechts een bedrag van 3 074 EUR ontvangen, dat uitsluitend is berekend op basis van de op haar toepasselijke regeling inzake werkzaamheden in loondienst. Gelet op het feit dat verzoekster sinds 1 januari 2002 aan beide socialezekerheidsregelingen heeft bijgedragen en op grond van artikel 97 van voormeld koninklijk besluit alleen een socialezekerheidsuitkering voor werknemers heeft ontvangen, in casu haar bovengenoemde moederschapsuitkering als werknemer, en geen enkele socialezekerheidsuitkering uit hoofde van de regeling voor zelfstandigen waaraan zij echter wel heeft bijgedragen, is bovengenoemde bepaling in strijd met artikel 5 van richtlijn 2006/54/EG, dat bepaalt: „Onverminderd artikel 4 is iedere vorm van directe of indirecte discriminatie op grond van geslacht in ondernemings- en sectoriële regelingen inzake sociale zekerheid verboden, in het bijzonder met betrekking tot: a) het toepassingsgebied van dergelijke regelingen en de voorwaarden voor de toelating tot deze regelingen; b) de verplichting tot premiebetaling en de premieberekening; c) de berekening van de prestaties, waaronder begrepen verhogingen verschuldigd uit hoofde van de echtgenoot en voor ten laste komende personen, alsmede de voorwaarden inzake duur en behoud van het recht op prestaties.