Verwijzende rechter: Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent

1) Schendt art. 51 bis, §4 WBTW artikel 205 Rl; 2006/112 jo het evenredigheidsbeginsel nu deze bepaling voorziet in een onvoorwaardelijke algehele aansprakelijkheid en de rechter deze niet kan beoordelen in functie van eenieders bijdrage aan de belastingfraude ?
2) Schendt art. 5Ibis § 4 WBTW art. 205 van de Richtlijn 2006/112 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van de btw, in samenhang met het neutraliteitsbeginsel inzake btw, indien deze bepaling aldus moet geïnterpreteerd worden dat men hoofdelijk gehouden is de btw in plaats van de wettelijke schuldenaar te voldoen, zonder dat rekening moet gehouden worden met de aftrek van btw die de wettelijke schuldenaar kan uitoefenen ?
3) Moet artikel 50 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd in die zin dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling die een cumulatie van (administratieve en strafrechtelijke) sancties van strafrechtelijke aard die uit verschillende procedures voortvloeien, toelaat, voor feiten die materieel dezelfde zijn, doch die hebben plaatsgevonden in opeenvolgende jaren (maar die op strafrechtelijk gebied beschouwd zouden worden als een voortgezet misdrijf met eenheid van opzet), en waarbij de feiten voor één jaar bestuurlijk vervolgd worden en de feiten voor een ander jaar strafrechtelijk vervolgd worden? Worden deze feiten niet beschouwd als onlosmakelijk met elkaar verbonden, omdat ze in opeenvolgende jaren hebben plaatsgevonden?
4) Moet artikel 50 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd in die zin dat het zich niet verzet tegen eennationale regeling op grond waarvan ten aanzien van een persoon een procedure tot oplegging van een administratieve geldboete van strafrechtelijke aard kan worden ingesteld wegens feiten, waarvoor hij reeds onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld, waarbij beide procedures volledig onafhankelijk van elkaar worden gevoerd, en de enige waarborg dat de zwaarte van het geheel van de opgelegde sancties strookt met de ernst van de betrokken inbreuk, bestaat in het feit dat de fiscale rechter ten gronde een evenredigheidstoetsing kan
doorvoeren, terwijl de nationale regeling hieromtrent geen regels voorziet en evenmin regels voorziet die de administratieve overheid toelaten rekening te houden met de reeds opgelegde strafrechtelijke sanctie?"