Verwijzende rechter: Raad van State
„1. Moeten de artikelen 7 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de artikelen 5, [6, lid 6] en 13 van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, gelezen in het licht van het arrest [van 19 juni 2018, Gnandi (C-181/16, EU:C:2018:465)], aldus worden uitgelegd dat de rechter bij wie beroep is ingesteld tegen een terugkeerbesluit dat is vastgesteld na afwijzing van een verzoek om internationale bescherming, bij de beoordeling van de wettigheid van het terugkeerbesluit enkel rekening mag houden met de wijzigingen in de omstandigheden die een weerslag van betekenis kunnen hebben op de beoordeling van de situatie aan de hand van het voornoemde artikel 5, die zich hebben voorgedaan voordat de procedure inzake internationale bescherming door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen is beëindigd?
2. Moeten de omstandigheden als bedoeld in artikel 5 van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, zich hebben voorgedaan op een tijdstip waarop de vreemdeling er legaal verbleef of tot verblijf was gemachtigd?”
Attachment | Size |
---|---|
Verwijzende rechter: Raad van State | 366.74 KB |