Verwijzende rechter: Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel

1. Moeten de artikelen 2, 4, s, 27 en 29 van de Burgerschapsrichttiin 2004/38, die de artikelen 20 en 21 van het vwEU uitvoeren, zo worden uitgelegd dat zii niet in de weg staan aan de reglementering van een lidstaat (in casu voortvloeiende uit artikel 78 en 22 van het MinÍsterieel Besluit van 30 juni 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus covlD-19 te beperken, na wijziging door respectieveliik artikel 3 en 5 van het Ministerieel besluit van 10 juli 2020)) die bii algemene maatregel :

- aan Belgische onderdanen en hun famítieleden alsook aan Unieburgers die op het Belgisch grondgebied verbliiven en hun familieleden een príncipieel uitreisverbod opleggen voor nietessentiële reizen vanuit België naar landen binnen de EU en de Schengenzone die volgens een, op basis van epidemiotogische gegevens uitgewerkte, kleurencode rood ziin ingekleurd;

- aan nÍet-Belgische Unieburgers en hun familieleden (die wet of niet een verbliifsrecht hebben op het Belgisch grondgebied) inreisbeperkingen (zoals quarantaines en testen) opleggen voor niet-essentiële reizen vanuit landen binnen de EU en de Schengenzone naar Be!gië, die volgens een, op basis van epidemiologische gegevens uitgewerkte kleurencode' rood ziin ingekleurd?

2. Moeten de artikelen 1, 3 en 22 van de Schengengrenscode zo worden uitgelegd dat zii niet in de weg stoan aan de reglementering van een lidstaat (in casu de artikelen 18 en 22 van het Ministerieel Besluít van 30 juni 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreidíng van het coronavirus covlD-19 te beperken (na wijziging door respectievelijk Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel, 3de Kamer - 70/2599/A p,26 artikel 3 en 5 van het Mínisterieel besluit van 10 juli 2020)) die een uitreisverbod oplegt voor niet-essentiële reizen vanuit België naar landen binnen de EIJ en de Schengenzone en een inreisverbod vanuit deze landen naar België, dat niet alleen gecontroleerd en
gesanctioneerd kan worden, maar dat ook ambtshalve uitgevoerd kan worden door de Minister, de burgemeester en de politiecommandant?