Verwijzende rechter: Franstalige ondernemingsrechtbank Brussel (C-339-25)

Moet artikel 18, lid 1, onder a), van richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van richtlijn 2007/64/EG (PSD II-richtlijn) aldus worden uitgelegd dat valutatermijncontracten, om te worden beschouwd als nauw samenhangende nevendiensten die betalingsinstellingen van rechtswege mogen verlenen: 

a) moeten voldoen aan de voorwaarden van de vrijstelling van artikel 10, lid 1, onder b), (vrijstelling voor een betaalmiddel) van gedelegeerde verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 (gedelegeerde MiFID II-verordening)? 

b) incidenteel van aard moeten zijn in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), van richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 (MiFID II-richtlijn) en, derhalve, voldoen aan de voorwaarden van artikel 4 van gedelegeerde verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 (gedelegeerde MiFID II-verordening)?