Nieuwsalert 25 september 2024
Dit is een periodieke nieuwsbrief van het Hof van Justitie van de Europese Unie waarin zowel de hangende zaken als de belangrijkste punten van de arresten en conclusies zijn opgenomen.
Op het platform IGO Lex kan u zoeken naar documentatie aan de hand van de zoekfilters of door uw zoekopdracht rechtstreeks in te geven in de zoekbalk.
Oudere versies van de juridische nieuwsbrief kan u raadplegen door in de zoekbalk ‘IGO Lex’ in te geven.
Dit is een periodieke nieuwsbrief van het Hof van Justitie van de Europese Unie waarin zowel de hangende zaken als de belangrijkste punten van de arresten en conclusies zijn opgenomen.
Vormt een regeling van VBS-diensten met het daaraan verbonden forfaitair tarief in functie van de lengte van het schip dat van toepassing is op Zeeverkeer naar een Vlaamse Haven en komende van een haven in andere lidstaat, maar dat niet van toepassing is op verkeer tussen Vlaamse Havens doordat dit verkeer van het tarief is vrijgesteld, een belemmering op de vrijheid van diensten in toepassing van de Verordening (EEG) nr.
1) Moet artikel 3 van richtlijn 2003/6, gelezen in het licht van de artikelen 11 en 52 van het Handvest van de grondrechten, artikel 10 EVRM en het gelijkheidsbeginsel, voor zover het betrekking heeft op het verbod om „voorwetenschap aan een derde mede te delen, tenzij dit gebeurt in het kader van de normale uitoefening van [zijn] werk, beroep of functie” aldus worden uitgelegd dat het verboden is dat voorwetenschap in de media (radio en websites van gedrukte media) wordt meegedeeld door een persoon die politicus, voormalig minister en lid van een oppositiepartij is, die in die hoedanigheid
“Dient artikel 20, lid 3, c), van de richtlijn (EU) 2014/40 gelezen in samenhang met artikel 7, lid 6 van diezelfde richtlijn in die zin te worden geïnterpreteerd dat het voor de lidstaten de verplichting inhoudt, wat het in de handel brengen van elektronische sigaretten en navulverpakkingen betreft, te verbieden dat, zoals in artikel 7, lid 6, onder d) is bepaald, nicotine houdende vloeistof additieven bevat die de inhalatie of de opname van nicotine faciliteren, ook al veroorzaakt de elektronische sigaret geen verbranding noch rook?”
Leggen de verplichtingen die zijn neergelegd in artikel 4, lid 2, van verordening (EG) nr.
Moet het Kaderbesluit 2008/947/JBZ (Kaderbesluit van de Raad inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen) zo worden geïnterpreteerd dat, indien België in het kader van de terbeschikkingstelling een vonnis uitspreekt waarbij aan de veroordeelde een invrijheidstelling onder toezicht wordt toegekend met bijzondere voorwaarden, en dit vonnis door de bevoegde Belgische autoriteit samen met het -in het Kaderbesluit bedoelde- certificaat wordt toegezonden aan de
“1°. Moet artikel 4, lid 1, b) van de verordening (EU) nr. 269/2014 van de Raad van 17 maart 2014 ‘betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen,’ al dan niet samen te lezen met de artikelen 2 en 9 van die verordening (EU) nr.
"'Moet het begrip “reiziger” van artikel 3.6) Richtlijn Pakketreizen aldus worden uitgelegd dat het ook een rechtspersoon omvat, zoals een vereniging zonder winstoogmerk die occasioneel van een handelaar een pakketreis koopt voor haar leden?
“Dient artikel 20, lid 3, c), van de richtlijn (EU) 2014/40 gelezen in samenhang met artikel 7, lid 6 van diezelfde richtlijn in die zin te worden geïnterpreteerd dat het voor de lidstaten de verplichting inhoudt, wat het in de handel brengen van elektronische sigaretten en navulverpakkingen betreft, te verbieden dat, zoals in artikel 7, lid 6, onder d) is bepaald, nicotine houdende vloeistof additieven bevat die de inhalatie of de opname van nicotine faciliteren, ook al veroorzaakt de elektronische sigaret geen verbranding noch rook?”