Verwijzende rechter: Hof van cassatie
Wanneer de rechterlijke instanties van de lidstaat die een Europees aanhoudingsbevel ten uitvoer moet leggen, hebben vastgesteld dat in geval van overlevering van de gezochte persoon aan de uitvaardigende lidstaat het risico bestaat dat de grondrechten van deze persoon in verband met de uitvoering van de buitenlandse straf worden geschonden, zodat de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel dient te worden geweigerd, staat artikel 4, lid 6, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen